Om de een of andere reden hebben wij, mensen, ons ontworsteld aan onze natuurlijke omgeving, en een eigen omgeving geproduceerd. Zonder ons geen gebouwen, machines en instituten. En we willen meer. We besteden miljarden aan onderzoek. We zijn nieuwsgierig naar hoe het heelal in elkaar steekt, en wat de wetten zijn waar elementaire deeltjes aan onderworpen zijn. En het is de vraag of we de kennis die we zodoende opdoen, ooit kunnen gebruiken voor onze eigen doeleinden. Toch blijven we onszelf steeds maar vragen stellen, en ons druk maken over zaken die ver buiten ons bereik liggen.
‘De mens’ is een abstractie. Met behulp van het begrip ‘mensheid’ proberen wij onszelf te begrijpen. Daartoe vergelijken we die mensheid met ‘dierlijkheid’, de manier van zijn en doen van dieren. Wat daarbij vooral duidelijk wordt is dat we ons sterk tegen onze eigen dierlijkheid afzetten. We doen als mens veel dingen die de natuur ook doet. Maar die doen we dan wel op onze eigen manier. Als we al bij de natuur te rade gaan, dan alleen om te kijken wat mogelijk is. Als we in de natuur vogels tegenkomen die zich door de lucht kunnen verplaatsen, zoeken wij ook naar manieren om onszelf door de lucht te verplaatsen. Maar waar natuurlijke vliegers dat doen door met hun vleugels te wapperen, gebruiken wij starre vleugels en roterende mechanismen als propellers en straalmotoren. Zo zijn er meer voorbeelden. Waarom gebruiken we wielen in plaats van poten voor onze vervoermiddelen, waarom maken we niet gebruik van natuurlijke groei in plaats van te snijden, zagen, hakken en beitelen in combinatie met schroeven, lijmen en lassen? Onze manier van denken is vijandig ten opzichte van de de aard en de manier van doen van de natuur. Waarom maken we niet meer gebruik van de uitvindingen die de natuur al voor ons heeft gedaan? En waarom produceren we afval waar wij en de natuur niets meer aan hebben, terwijl in de natuur het afval van de een de grondstof is voor de ander?
Enerzijds zijn we bezig een eigen wereld te bouwen, en staan daarbij met de rug naar de natuur. Anderzijds zijn er mensen die juist daarom vinden dat we de wereld maar van onze aanwezigheid moeten bevrijden. Maar welk doel zou dat dienen? Vanuit het perspectief van de wereld, als dat wat bestaat onafhankelijk van die aanwezigheid, levert het nauwelijks wat op. De mens is pas zo’n 200.000 jaar geleden ontstaan, terwijl de aarde al bijna vier miljard jaar bestaat. En die aarde is zelf maar een nietig stofje in een eindeloos heelal dat op zijn beurt weer bijna veertien miljard jaar oud is. Maar voor onszelf zou het einde van de mensheid rampzalig zijn. Alles wat die mensheid heeft geproduceerd zou daarmee waardeloos zijn geworden, en wij zelf dan ook. Is er dan nog iemand of iets wat de wereld een betekenis probeert te geven? Zelfs als je gelooft dat we geschapen zijn door een bovennatuurlijk wezen dat nieuwsgierig is naar hoe wij met onze wereld omgaan, is opheffing van de mensheid een tragisch verlies. Actief proberen het bestaan van de mensheid te beëindigen is daarom een absurd idee.
Hoe uniek zijn wij? Is onze manier van denken de enige die het heelal een betekenis geeft? Ook dieren beschikken over een zekere intelligentie, maar die stelt hen niet in staat om hun visie op het bestaan op de een of andere manier vast te leggen. Hebben ze wel een visie op het bestaan?
Elders in het heelal zijn er ongetwijfeld andere intelligenties die wel net als wij in staat zijn tot telecommunicatie en ruimtevaart, en die mogelijk ook hun eigen opvattingen hebben over de zin van het bestaan. De vraag is of hun denken wel correspondeert met het onze. Kennen aliens ook een logica, een wiskunde en een fysica zoals wij die kennen, of werkt hun intelligentie op een heel andere manier? Wij denken dat onze logica en wiskunde fundamenteel zijn. Zonder die manier van denken zou je de werkelijkheid niet kunnen begrijpen. Maar de biologische evolutie op aarde laat zien dat er andere manieren mogelijk zijn. De evolutie doet haar uitvindingen zonder uitvinder, zonder blauwdrukken en zonder rekensommen. En AI’s kunnen ook dingen die wij als ‘intelligent’ omschrijven. Maar ze kunnen niet vertellen hoe en waarom ze dat doen. Onze intelligentie verschilt van die van de evolutie en van AI’s, dus de intelligentie van aliens zou ook wel eens heel anders kunnen werken dan de onze, zonder gebruik te maken van onze logica en wiskunde.
Wij, mensen, beroemen ons er op dat we intellectueel ontwikkeld zijn. We kennen de wereld op een manier waarop geen enkel ander schepsel op aarde de wereld kent, en we hebben bibliotheken vol boeken die daarvan getuigen. Wij zijn het organisme dat de wereld een waarde toekent, en vaak is die waarde positief. Maar kennen we die wereld ook, zoals we die in de loop van de tijd in die bibliotheken hebben vastgelegd? Natuurlijk, niemand kent een hele bibliotheek uit zijn hoofd. Maar hoeveel boeken uit zo’n bibliotheek kan de gemiddelde mens op aarde navertellen? Onze zelfkennis is vooral verborgen kennis. Ze is verstopt in hoge kasten vol geleerde boeken en wordt daar enkel geraadpleegd door een paar insiders die zoeken naar specifieke details om aan te vullen wat ze al weten. Maar wat weet de gemiddelde mens van zijn eigen geschiedenis? Wat van zijn eigen psychologie? Wat van de ondeugden die hij heeft geërfd van zijn verre voorouders en van de kennis van de grote geesten uit het minder verre verleden? Veel van de kwalen waar de moderne mens onder zucht, zoals obesitas, suikerziekte, vreemdelingenhaat, toename van CO2 in de atmosfeer en plastic in zee, ontsnappen aan de aandacht van velen, terwijl ze toch uitgebreid zijn onderzocht. De leus op de Apollotempel van Delphi, ”gnothi seauton”, “ken uzelve” is nu actueler dan ooit.
Gaat het ons ook lukken om te zijn wie we willen zijn? Kunnen wij ons bevrijden van het dier in onszelf, met zijn dierlijke behoeften en neigingen? Kunnen wij afstand nemen van onszelf om autonoom te oordelen over de wereld en de mensheid? Zijn wij uiteindelijk in staat om zelf ons leven te bepalen, zonder beïnvloeding van buitenaf, maar rekening houdend met de behoeften van anderen en van de rest van de wereld? Zijn wij het, die zullen uitgroeien tot Nietzsches Übermensch, of moeten we eerst uitsterven om voor hem de weg vrij te maken?
Het is absurd te veronderstellen dat onze manieren van denken en doen de enige zijn, of ook maar de beste.