Ik geloof niet in absolute waarheden. Ik geloof niet in tegenstellingen van opvattingen die elkaar uitsluiten. Waarheden bestaan niet in isolatie. Waarheden bestaan dankzij andere waarheden. Ik geloof dat er vele waarheden zijn en dat die elkaar aanvullen. Iets is waar omdat er vele andere dingen waar zijn. Als je iets voor waar aanneemt, doe je dat vanuit al die dingen die je voorheen voor waar hebt aangenomen. En als je iets voor onwaar aanneemt, doe je dat omdat het niet te verenigen is met iets wat jij voor waar aanneemt. Maar de verknoping van waarheden waar ik vanuit ga, je geheugen, is zo ingewikkeld dat ik nooit kan uitsluiten dat er daarin ook waarheden zijn die onderling niet verenigbaar zijn. En natuurlijk komen een hoop van de dingen die ik voor waar aanneem overeen met wat anderen voor waar aannemen, anders zou ik alleen maar als een kluizenaar kunnen leven.
Hoe kun je zo wetenschap beoefenen? De wetenschap laat geen inconsistenties toe. Als twee theorieën strijdig zijn, moet er één wijken. De zwaartekrachttheorie van Newton en die van Einstein zijn op geen enkele manier verenigbaar. Voor Newton is de zwaartekracht iets wat werkzaam is tussen twee massa’s in een onveranderlijke, starre ruimte. Voor Einstein is de zwaartekracht juist een gevolg van de kromming van de ruimte door die massa’s. Dat kan niet allebei waar zijn volgens het “Tertium non datur” principe van Aristoteles. Iets kan niet tegelijk waar en onwaar zijn. Een uitspraak die direct of in direct is gebaseerd op een onwaarheid, kan niet waar zijn.
Tegenwoordig wordt er wel aan dit principe getwijfeld. Maar dat een waarheid bepaald wordt door een bepaalde context, wordt alom aanvaard. Dat houdt in dat, als je iets voor waar aanneemt, je het moet kunnen beargumenteren. Dat wil zeggen: het in de context plaatsen van geaccepteerde waarheden. Met andere woorden: laten zien hoe andere waarheden jouw waarheid ondersteunen.