Wetenschap, techniek en kunst zijn door de mens op de aarde gebracht. Voordat homo sapiens ter wereld kwam bestonden die niet en nu is de wereld er vol van. Wij zijn een product van de aarde. Maar onze voortbrengselen komen niet uit de aarde voort. De techniek laat zich inspireren door de wetenschap. Maar het beeld dat de wetenschap schetst staat op grote afstand van de werkelijkheid. In de formules herken je geen bossen, bomen en bladeren. Formules gaan over energieën, massa’s en krachten, objecten die niet direct in de werkelijkheid zichtbaar zijn. En de techniek volgt de wetenschap als voorbeeld, niet als voorschrift. Computeranimaties worden steeds realistischer, dus minder abstract. Pas de laatste jaren gaat de wetenschap serieus bij de werkelijkheid in de leer, gedwongen door die werkelijkheid in zijn verzet tegen de mishandeling door de mens.
Natuur en techniek zijn beide grote uitvinders. Maar ze hebben beide eigen ideeën over hoe de wereld er uit moet zien. Mensen stellen zich tegenover de natuur en proberen wat die heeft geschapen te realiseren op hun eigen manier. Pas als hun oplossingen niet werken of zelfs juist averechts uitpakken, gaan ze op zoek naar alternatieven. Dan pas erkennen ze de biologische evolutie als een scheppende kracht. Maar de uitvindingen van de evolutie zien er heel anders uit dan die van de techniek. De natuur gebruikt eiwitten en polysachariden zoals cellulose als bouwmaterialen. De techniek gebruikt daarentegen metalen, keramiek en plastics. De natuur haalt haar energie direct uit de zonnestralen en slaat die op in de vorm van suikers en vetten. Mensen verbranden fossiele olie en steenkool als energiebronnen en gebruiken elektriciteit om energie te transporteren en op te slaan. Mensen verwerken informatie met hun hersenen. Ze hebben daar relatief veel van, vergeleken met andere diersoorten. Zelf hebben ze computers gebouwd om informatie te verwerken. Maar computers zijn geen hersenen en hersenen zijn geen computers.
Mensen begonnen serieus gebruik te maken van techniek tijdens de industriele revolutie. De natuur was toen al miljarden jaren actief. En dat heeft geresulteerd in uitvindingen waar de techniek alleen van kan dromen. Want de techniek weet niet hoe ze groei moet realiseren. Zoals de natuur dat doet, te beginnen met een enkele cel een complete sequoia of een walvis laten groeien, dat is iets dat de techniek met haar metalen, keramiek en plastics, nog lang niet kan realiseren. Ook heeft de techniek nog geen complete oplossing voor het afvalprobleem. Waar de natuur alles wat afsterft keurig opruimt, bleef de techniek uiteindelijk zitten met hopen onbuikbare rommel. Pas meer dan twee eeuwen na het begin van het industiele tijdperk begon men serieus afval te verzamelen voor hergebruik. Ten koste van veel technische inspanning, waar dat in de natuur vrijwel vanzelf gaat.
Pas nu de producten van de mens onherstelbare schade dreigen toe te brengen aan de menselijke leefomgeving, wordt er gezocht naar alternatieven voor onze menselijke manier van doen. Pas als de eigen pogingen tot oplossing van onze problemen zijn vastgelopen, zoeken we ons heil in de natuur. De landbouw moet biologischer, energie moet direct van de zon komen en niet van het verbranden van fossielen, en de natuur moet meer ruimte krijgen.
Tot voor kort was de natuur er enkel ter lering en vermaak en zagen wij onszelf alleen symbolisch als haar beschermers. Pas als we echte problemen hebben met het klimaat en de biodiversiteit, stellen we ons direct verantwoordelijk voor die natuur. Ook al hebben we geen idee van hoe die in al haar complexiteit functioneert.