Hoe ziet de werkelijkheid er voor ons uit? Wat zien we feitelijk als we om ons heen kijken? Zien we objecten of kleurschakeringen? Als je zegt: kleurschakeringen, dan heb je in je hoofd een schakelaar omgezet die je dwingt de werkelijkheid op een bepaalde manier te aanschouwen. We denken dan aan foto’s of filmopnamen die verschijnen op een plat vlak. Wat we daarop zien zijn kleurvlekken die elkaar afgrenzen. In het proces van de waarneming maken wij daar huizen, bomen en mensen van. Kunstschilders en fotografen doen het andersom. Zij vertrekken van een zichtbare of bedachte werkelijkheid en maken daar een vlak beeld met kleurschakeringen van. Een schilder vertaalt wat hij ziet in kleurvlakjes. Maar als wij gewoon om ons heen kijken, zien we dan ook kleurvlakjes?
Onze waarneming presenteert ons objecten. Dank zij onze twee ogen kunnen we dingen losmaken uit het platte vlak. Maar het zijn onze hersenen die ons vertellen wat wij zien. Dat is niet voor iedereen her zelfde. Kleurenblinden zien de werkelijkheid anders dan mensen met normaal zicht. Maar ook met normaal zicht kun je de werkelijkheid anders zien dan je buurman. Is die visser, dan ziet hij verschillen tussen vissen die jou ontgaan. En waar jij kronkelige kriebels op papier ziet, zal een Chinees zinvolle teksten onderscheiden. Wat je ziet, is wat je hersens je presenteren. Maar ‘das Ding an sich’ dat zie je niet, volgens Kant, de filosoof.
De werkelijkheid onthult nooit zijn ware aard. Is er wel een ware aard? Kan de werkelijkheid zichzelf wel kennen? Zijn er eigenlijk wel dingen op zichzelf? Je kunt niet achter de werkelijkheid kijken om het mechanisme ervan te zien. Je kunt niet door te observeren doordringen in wat de facade verbergt. Je kunt alleen uitgaan van wat je brein je vertelt, op basis van van wat je ogen je brein vertellen. En daar kun je je eigen wereld mee bouwen. Maar in hoeverre die correspondeert met het noumenon, de hypothetische ‘ware aard van het ding’, dat weten we niet. En volgens Kant kunnen we het ook niet weten.