Het heelal is ooit ontstaan, naar schatting zo’n 13,8 miljard geleden. Eerst was er niets en toen was er het universum. Wat heeft dat ontstaan veroorzaakt? Was dat de daad van een schepper of het gevolg van een natuurverschijnsel? Of was er gewoon Niets? In dat geval is het moeilijk in te zien hoe zoiets zich spontaan kan voltrekken. Er is immers geen oorzaak en geen aanleiding. Er is ook niets wat dat ontstaansproces kan sturen. Geen natuurwetten, geen infrastructuur. Geen taal, laat staan een beschrijving. Totale keuzevrijheid. In het niets is alles mogelijk. Maar alles is Niets en Niets is alles.
Wij kennen het heelal als iets dat vol is van materie en energie, waarvan het gedrag wordt bepaald door sturende factoren als wetmatigheden of menselijke bedenksels. Maar wat heeft bepaald dat er precies die elementen moeten zijn, dat er precies die wetten moeten gelden en dat dat heelal geschikt moet zijn voor menselijke aanwezigheid? In het Niets bevindt zich niets, dus ook geen potentiële wetmatigheden en bestaansmogelijkheden.
Misschien is het allemaal een blind toeval. Maar ook toeval kent wetmatigheden. Er moeten toch keuzemogelijkheden zijn. En het bestaan van mogelijkheden impliceert ook het bestaan van onmogelijkheden. Je kunt niet op dezelfde plek zowel een diep gat hebben als ook een hoge berg. Maar het Niets herbergt geen enkel houvast voor wat dan ook.
Onder kosmologen heerst de opvatting dat het heelal als leeg moet worden beschouwd. Als je alle massa en energie in het hele heelal bij elkaar optelt, kom je waarschijnlijk op nul uit. Maar dat wil niet zeggen dat het heelal Niets is. Op zijn minst moet er de formule van Einstein gelden: E = mc2. En je hebt er positieve en negatieve energieën. De negatieve energie komt van de hemellichamen die sinds de Big Bang uit elkaar vliegen, en daardoor hun potentiële energie verhogen. De positieve energie worden geleverd door de massa en temperatuur van de hemellichamen. En aangezien alles met Niets is begonnen, moet volgens de wet van behoud van energie, het totaal nul zijn. Maar waarom geldt de wet van behoud van energie?
Noch de gangbare religies, noch de wetenschap bieden antwoorden op de vraag hoe uit Niets iets kan ontstaan. Hun verhalen beginnen allemaal met iets. Bijvoorbeeld een schepper die zich bevindt in een ongeordende wereld en die daar een orde in aanbrengt. Of op de een of andere manier aanwezige wetmatigheden die het ontstaan van het heelal kunnen verklaren. En waar die wetmatigheden vandaan komen, niemand die het weet.
De filosoof Leibniz geloofde in een schepper. Die schepper was een en al goedheid. Hij kon dus niets anders doen dan de beste wereld te scheppen. Maar wat bepaalde dan of iets goed of slecht was? Het Niets bevatte geen regels of voorwaarden. Was die goedheid dan niet meer dan een willekeurige keuze van de schepper?