Als je nagaat wat er allemaal gebeurt terwijl we niet weten wat het heeft veroorzaakt, als je nagaat wat er allemaal kan gebeuren zonder dat wij daar vat op hebben, dan moet je haast wel in hogere machten geloven. Er is onnoemelijk veel wat wij niet kunnen. Er is onnoemelijk veel wat wij niet weten. En als je kijkt waar wij wonen en wat daar tegenover staat, dan kun je alleen maar concluderen dat wij niets voorstellen. De enigen die van ons onder de indruk zijn, zijn wijzelf en een aantal bedreigde diersoorten.
Je moet als mens wel in hogere machten geloven. Maar als die er zijn, dan laten ze daar niets van merken. Wij zijn buiten ons medewillen en medeweten op aarde gezet. Eenmaal daar aanwezig is het aan ons om daar het beste van te maken. En het moet gezegd worden: we doen dat heel voortvarend. Zelfs zo voortvarend dat we daarmee ons eigen voortbestaan in de waagschaal stellen. Wij zijn een bedreiging voor onszelf en tal van andere diersoorten op aarde. Maar als er elders buiten de aarde intelligente schepsels wonen hebben die gelukkig geen last van ons.
De wereld is ooit ontstaan, lang voordat wij er waren. En er gebeuren dingen waar wij totaal geen greep op hebben. Heeft de wereld dan een schepper nodig? Een schepper, hoe die er ook uitziet, schept meer problemen dan die oplost. Waar komt die schepper dan vandaan? En als die altijd al heeft bestaan, wat heeft dan dat bestaan bepaald? De wereld zoals wij die kennen, bestaat bijna 14 miljard jaar. Maar voor en buiten die wereld was er dan blijkbaar al iets anders. iets wat de aard van onze wereld heeft bepaald. Leibniz had het over het goede als basis van de schepping. Maar waar komt dat goede vandaan voordat de wereld is geschapen, en hoe manifesteert zich dat in onze wereld vol van kwaad? Kortom, meer vragen dan antwoorden.
De schepper is niet van deze wereld, want om iets te scheppen, moet je er buiten staan. Om een wereld te scheppen moet de schepper bestaan waar en wanneer er geen wereld is. Maar ‘bestaan’ betekent: ‘in de wereld zijn’. Hoe kan de schepper dan bestaan? Blijkbaar zijn er verschijnselen die niet van deze wereld zijn, bovennatuurlijke verschijnselen. Maar wat moeten we daarmee? Zodra we uitgaan van het bestaan van bovennatuurlijke verschijnselen, kunnen we het bedrijven van serieuze wetenschap wel vergeten. Als er iets bovennatuurlijk, dus een wonder, kan zijn, kan alles een wonder zijn en dan is er niets waarover nog een redelijke uitspraak mogelijk is. Noem iets een wonder en de wetenschap valt stil.
Wonderen zijn per definitie uitzonderingen. Sommige uitzonderingen vormen zelf weer regels, zoals in de grammatica. Maar wonderen zijn ongebonden. Ze verstoren het normale patroon. Ze voldoen aan geen enkele regel. Als je verschijnselen toelaat die niet aan regels voldoen, wat is dan nog de betekenis van regels? Waar ligt de grens tussen de wereld van de natuurwetten en de wereld van het bovennatuurlijke? Verschijnselen die niet aan regels voldoen, hoeven zo’n grens niet te respecteren. En als we de gelovigen moeten geloven hebben wonderen effect in onze wereld. Maar het hele concept van regels die de schepping beheersen wordt daarmee waardeloos. Het zoeken naar regels heeft dan weinig zin, want alles kan een wonder zijn. Uitgaan van het bestaan van wonderen is absurd.
Logica en wetenschap kunnen niets met een bovennatuurlijke schepper. Het heeft geen zin te proberen logische bewijzen te vinden voor het bestaan van een god. En het heeft ook geen zin om via wetenschappelijk onderzoek te proberen op het spoor van een hogere macht te komen. Al was het maar vanwege het feit dat de wetenschap niet uitgaat van iets wat ze moet bewijzen, zoals de wiskunde dat doet, maar daarbij uitgaat van wat er is. En om wetenschap te kunnen bedrijven moet je ervan uitgaan dat alle verschijnselen een natuurlijke oorsprong hebben, ook al ken je die nog niet.
Als er een schepper zou zijn, waaraan moet die dan voldoen? Als schepper moet je natuurlijk over bijzondere gaven beschikken. Om uit het niets een nieuwe wereld te scheppen, moet je alwetend zijn en almachtig. Alwetend om precies te kunnen bepalen hoe zo’n wereld, met alles wat zich daarop bevindt, en alles wat zich er in beweegt er moet uitzien. Almachtig om dat dan ook nog te kunnen realiseren. Maar dat levert paradoxen op, in de geest van “kan de schepper een steen scheppen die hij niet zelf kan optillen”? Nou is dat misschien een beetje flauw, maar het illustreert wel dat dergelijke begrippen tot paradoxen kunnen leiden. Alwetendheid is kennis van alles wat het geval was, is en zal zijn. De schepper weet wat er gaat gebeuren. Maar kan hij dan nog zorgen dat het niet gebeurt? Zo ja, dan is hij niet alwetend. Zo nee, dan is hij niet almachtig.