Ooit probeerde ik het onbegrijpelijke begrijpelijk te maken. Ik zocht naar de principes van het bestaan, naar de reden van alles, naar een doel, een doel in de zin van waar het voor dient, maar ook van waar het zich op richt en waar het uiteindelijk op uitdraait. Wat rechtvaardigt het bestaan van het heelal? Ik heb me dat lang afgevraagd, en ben daarvoor ooit natuurkunde gaan studeren. Die studie heb ik nooit afgemaakt, en die vraag stel ik mij ook niet meer. Ik geloof niet meer in een reden voor alles. Ik geloof nu in een bestaan zonder reden, in een wereld zonder doel. Veel later ben ik filosofie gaan studeren, maar dan vooral om er achter te komen welke vragen je nog zou kunnen en moeten stellen als de vraag naar de zin is weggevallen. Nu moet ik alleen nog opletten dat ik niet ga zoeken naar de reden voor het ontbreken van redenen.
Ja maar, zegt dan iedereen, hoe zit het dan met de bekende natuurwetten? Schrijven de wetten van Newton, of in ieder geval die van Einstein, de planeten niet voor welke baan ze moeten volgen? Die wetten van Newton en Einstein werken. Ze doen wat wij ze willen laten doen. Maar dat deden en doen de gebeden en rituelen van de religies ook. Op hun manier, natuurlijk, maar is er een andere? Zeggen die natuurwetten niet ook enkel op hun manier iets over dat heelal, op een manier die ook niet alles zegt? Maar de theorieën van Einstein en van Newton hebben betrekking op heel verschillende werelden. Ze komen weliswaar voor een deel overeen in hun consequenties, maar de principes die eraan ten grondslag liggen zijn volstrekt onverenigbaar met elkaar: een absoluut assenstelsel versus een assenstelsel dat aan de waarnemer gekoppeld is, krachtvelden versus vervorming van de ruimte, een absolute grens aan de mogelijke snelheden versus ongelimiteerde snelheidsmogelijkheden. Ik zou zeggen: dan heb je het toch over heel verschillende werkelijkheden. In hoeverre kun je dan zeggen dat het signalen zijn uit de buitenwereld, en niet slechts menselijke bedenksels?
Principes, redenen, rechtvaardigingen, het zijn geen zaken die zich aanbieden in de dingen om ons heen. Als er al een algemeen geldend principe mocht zijn dan is het dat ieder ding volstrekt uniek is. Iedere blik toont ons een andere wereld en iedere wereld toont zich als een veelheid van verschijningsvormen. In die veelheid zien wij dingen. Ieder ding presenteert zich als iets afzonderlijks, als iets dat op vele manieren verschilt van alle andere dingen. Als er overeenkomsten zijn tussen dingen, als er klassen zijn, categorieën, analogieën, dan zijn dat bouwsels van eigen maaksel. De dingen zijn niet gelabeld met soortnamen. Wat we over de werkelijkheid te zeggen hebben is door onszelf verzonnen. Protagoras zei al: de mens is de maat van alle dingen. En Kant zei het hem na: de objecten richten zich naar het subject, en niet andersom. We beschrijven de dingen in termen van attributen die we aan eraan toekennen. Een ding verschilt niet alleen in de plaats en de tijd waarin het zich presenteert, maar ook in tal van andere attributen. Wij leggen vooral de nadruk op de attributen waarin dingen gelijk zijn, zoals de soort waartoe ze behoren. Maar de dingen dragen geen labels met soortnamen, net zomin als ze zich identificeren met de plaats en de tijd van hun verschijnen.
Als morgen de zon niet zou opkomen, zouden we dat als een onregelmatigheid beschouwen, als een uitzondering, een zondigen tegen de principes die het heelal besturen. Maar het enige waartegen gezondigd wordt is onze principes. Niet de zon faalt in haar opkomstplicht, wat faalt is onze kijk op de wereld, en het is aan ons om op zoek te gaan naar nieuwe principes, principes die toelaten dat op een gegeven moment de zon niet opkomt. We kunnen zelfs niet zeggen dat het inductieprincipe heeft gefaald, maar alleen dat we kennelijk de verkeerde inductie hebben toegepast. De regel is blijkbaar niet: ‘de zon komt elke morgen op’, maar misschien: ‘de zon komt elke morgen op, behalve op de dagen aangegeven door formule X’. En dan kunnen we wel zeggen dat de zon wel moet opkomen, omdat dat door de rotatie van de aarde komt, en dat een roterend lichaam nog nooit spontaan gestopt is, maar dan moeten we daar nog altijd aan toevoegen: tot dusver. En dan kunnen we wel zeggen dat een dergelijke ontwikkeling erg onwaarschijnlijk lijkt, maar er is geen enkele grond waarop we die volledig kunnen uitsluiten. Het grote probleem is niet het gedrag van de werkelijkheid, maar onze beschrijving ervan. Wat faalt zijn beschrijvingen, geen objectieve werkelijkheden. Op de werkelijkheid rust geen enkele verplichting om te voldoen aan onze voorstelling ervan.
Maar wat voor zekerheid hebben we dan nog? Waaraan kunnen we nog enig houvast ontlenen, als we ervan uit moeten gaan dat er niets vaststaat, dat alles plotseling kan veranderen? Een metafysische zekerheid, een zekerheid gebaseerd op onaantastbare principes, is er niet. Maar er is ook geen zekerheid dat die principes, althans op dit moment, niet zullen werken. De enige zinvolle houding is de pragmatische: als iets werkt, ga ervan uit dat het dat zal blijven doen, en doe dat tot het moment dat dat evident niet meer het geval is. Pas dan je opvattingen aan. Leven is omgaan met onzekerheden. Zelfs de geldigheid van de stelling dat niets zeker is, is onzeker. Maar je kunt er bij wijze van principe maar beter van uitgaan.
Dat er principes zouden zijn is lang als vanzelfsprekend aangenomen. Bij Leibniz kom je ze nog tegen, de principes van alle principes: het principe van de tegenspraak en het principe van de voldoende grond. Maar waar die principes vandaan komen, dat kan hij je niet vertellen. Zijn die principes wel nodig? De wereld bestond al lang voordat wij er principes aan toekenden. En wij bestonden al lang voordat we het nodig vonden de wereld principes op te leggen. De wereld heeft niet daarom gevraagd en onze toekenning van principes verandert de wereld niet. Het verandert alleen onze kijk op de wereld. Principes zijn er voor ons. Als er iets is dat behoefte heeft aan principes, dan zijn wij dat. Kunnen wij nog wel zonder principes leven? Kunnen wij nog wel de dingen accepteren zoals ze zich tonen, kunnen wij nog wel de gebeurtenissen laten zijn wat ze zijn? Hoe moet je leven zonder principes, zonder stelregels en uitgangspunten, zonder die wereld van woorden die onze ervaringen zin moet geven? Kunnen we nog wel leven zonder aan alles een eigen betekenis toe te kennen? Want dat is waar het ons om gaat: als dingen geen betekenis hebben, kunnen ze net zo goed niet bestaan.