Vogels kunnen vliegen en mensen kunnen vliegtuigen maken. Maar vliegtuigen zijn geen vogels. Ze wapperen niet met hun vleugels, maar genereren een luchtstroom door middel van propellers of straalmotoren. Om hetzelfde te bereiken, namelijk zich verplaatsen door de lucht, gebruikt de mens andere middelen dan de natuur. Een vogel heeft geen benul van het Bernoulli-effect, maar weet wat hij moet doen om zich in de lucht te verheffen. Mensen kunnen zelf niet vliegen. Maar door zich met vliegtuigen te verplaatsen, bewijzen ze dat ze op hun manier wel begrijpen wat vliegen inhoudt.
Als je dingen kunt nadoen, ook al is het met andere middelen dan het origineel, begrijp je ze op een bepaalde manier. Maar wat is voor mensen de manier? Vliegtuigen kunnen vliegen, weercomputers kunnen het weer voorspellen, en schaakcomputers kunnen zelf het spel spelen. Weercomputers en schaakcomputers doen iets heel anders dan het weer en de schaker doen. Maar ze berusten wel op een bepaald begrip van het weer en het schaken. Ze berusten op een bepaalde representatie van het object, een voorstelling die het mogelijk maakt om het gedrag van het object te voorspellen en te manipuleren.
Om schaken of het weer voorspellen met een computer te kunnen doen, moet je beginnen het object waar je je op richt te modelleren. Je moet er een voorstelling van maken die je in staat stelt om er een computerprogramma van af te leiden. Dat houdt in dat alle elementen ervan exact bepaald zijn. Een computer accepteert geen vage omschrijvingen in een natuurlijke taal. Ook iets onbepaalds, zoals een kans, moet precies gedefinieerd worden, opdat de computer er iets mee kan. De wereld van de computer is een wereld van bits, van wiskundige en logische variabelen, van wiskundige en logische operaties, en van combinaties daarvan. En die wereld heeft een eigen metafysica. Een begrippenapparaat dat is ontstaan in de loop van de geschiedenis en dat het denken van mensen weerspiegelt. Technologie is de wetenschap van de mens als uitvinder.